Het ging allemaal best snel. De ziekte raasde door zijn lichaam zonder zich van iets of iemand aan te trekken. Gelukkig doet de omgeving van meneer dat ook niet. Alles wordt uit de kast getrokken om hem te helpen.
Kon hij twee weken geleden nog naar de praktijk komen; nu is dat niet meer mogelijk.
Er komt een bed in de woonkamer, zijn vrouw licht vrienden en familie in over de nieuwe situatie. Thuiszorg wordt goed ingeschaald en meneer laat het gelukkig allemaal toe. Nu kom ik alweer twee weken bij hem aan huis. De ziekte lijkt zich wat te stabiliseren. We doen oefeningen voor de spierkracht, oefeningen om het slijm op te hoesten en oefeningen om de kortademigheid te verminderen. Ik heb het hem al een paar keer gezegd, maar wil hem ook niet van streek maken. “U weet dat ik op vakantie ga, toch?!”. Hij knikt. “Ik zorg dat mijn collega u overneemt. Ik schrijf altijd alles tot in detail in uw dossier, zodat u goed kan worden overgenomen.” “Dat is prima, meissie”, antwoord hij. Voor nu is het even genoeg, hij sluit zich weer van mij af. Ik zie aan zijn ogen dat zijn aandacht weer naar binnen trekt. Hij is moe van de oefeningen, ik zie het aan het knipperen van zijn ogen. Dat gaat een fractie langzamer dan normaal. In de keuken staat mijn tas en hangt mijn jas; ik mag via de open achterdeur binnenkomen. Zijn vrouw staat bij het aanrecht en draait zich om. “Hij wil het er niet over hebben, hè?!” “Dat klopt. Het hoeft ook niet met mij, ik ben maar de fysio. Ik hoop dat hij wat meer wil vertellen aan de thuiszorg of huisarts als hij eraan toe is.” Daar hebben we het nog even kort over; gelukkig kan hij goed praten met een nachtzuster. In kleine stukjes vertelt hij haar hoe hij zich voelt.
Drie weken later is het zover. Ik ga lekker op vakantie en laat hem achter. Zo voel ik dat. Weer krijg ik geen opening van hem, om ons gesprek te sturen. Maar ik wil goed afscheid van hem nemen, voor het geval hij overlijdt als ik op vakantie ben. Alleen, ik kan hem niet forceren tot iets waar hij niet aan toe is of niet wil. Ik geef hem een hand, dat doen we normaal nooit na de behandeling. Dan zwaaien we en zeggen we doei, of goed weekend. Ik vraag: “zeggen we tot ziens of vaarwel?” Hij kijkt me aan, bewust van wat ik van hem vraag. “We zeggen tot ziens, meissie. Fijne vakantie.” In onze blikken wordt een heel ander afscheid genomen. Ik glimlach naar hem, hij glimlacht terug. Ik zie in zijn ogen wat niet uit zijn mond komt. “Tot ziens, ik zie u terug na mijn vakantie, over 4 weken”, zeg ik. Terug van vakantie vind ik de rouwenvelop in mijn postvakje.
Carlien Buurman is longfysiotherapeut in Zoetermeer. Ze blogt regelmatig op deze website en deelt haar ervaringen met het vak en vooral, met haar patiënten.